Paragrafen

4. Financiering

Om een grens te stellen aan kortlopende financiering is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. De kasgeldlimiet wordt bepaald door het begrotingstotaal bij aanvang van het dienstjaar te vermenigvuldigen met een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage van 8,5%. De kasgeldlimiet (de ruimte voor korte financiering) was in het verslagjaar (8,5% van het begrotingstotaal van € 103.046.000) € 8.759.000. Bij overschrijding van de kasgeldlimiet moet een langlopende geldlening worden aangetrokken.

Kasgeldlimiet
(bedragen x € 1.000)

kwartaal 1

kwartaal 2

kwartaal 3

kwartaal 4

Omvang vlottende korte schuld (A)

5.496

11.880

8.856

8.218

Opgenomen gelden < 1 jaar

3.533

10.451

7.714

6.626

Schuld in rekening courant

1.964

1.429

1.141

1.592

Vlottende middelen (B)

25

146

109

89

Totaal netto vlottende schuld (A-B)

5.471

11.733

8.747

8.130

Toegestane kasgeldlimiet

8.759

8.759

8.759

8.759

Ruimte onder de kasgeldlimiet

3.288

-2.974

12

629

Begrotingstotaal 2022 (C)

103.046

103.046

103.046

103.046

Percentageregeling (D)

8,5%

8,5%

8,5%

8,5%

Kasgeldlimiet (C x D)

8.759

8.759

8.759

8.759

In het verslagjaar is de kasgeldlimiet niet structureel overschreden. In het financieringstekort is voorzien door kasgeldleningen aan te trekken met een kortere looptijd. Dit is voordelig, omdat de korte rente over het algemeen lager is dan de lange rente. In 2022 was de korte rente tot halverwege 2022 nog negatief.

Deze pagina is gebouwd op 06/26/2023 10:36:07 met de export van 06/26/2023 10:23:55